Overzicht beroepstaken

Tijdens elke werkplekperiode werkt een student aan een zogenaamde ‘beroepstaak’. De beroepstaak is bedoeld om de student in de praktijk te laten zien dat hij een complexere opdracht, waarin meerdere aspecten van het leraarschap samenkomen, kan opzetten en uitvoeren. De theoretische voorbereiding gebeurt op de pabo. De praktische uitvoering krijgt vorm in overleg met de mentor.
De beroepstaak kent twee werkterreinen; de praktijk en de pabo. Op de pabo bereidt de student zich voor op de uitvoering van de taak in de praktijk. Een docent van de pabo begeleidt het proces vanuit de opleiding (de intervisiedocent) en de mentor begeleidt het proces in de praktijk. Het is dus belangrijk dat de student de mentor op de hoogte stelt van de inhoud van de beroepstaak waar hij mee bezig is. Daarom is het belangrijk dat de student direct aan het begin van de stageperiode met de mentor communiceert aan welke taak hij gaat werken de komende periode, wat de praktische consequenties zijn van het uitvoeren van deze taak, wat de tijdsplanning zal zijn en welke deelcompetenties centraal zullen staan. De mentor zal altijd gevraagd worden aan het eind van de periode van 10 weken een beoordeling van de activiteiten van de student te geven. De student bespreekt het format voor deze beoordeling door met de mentor. De intervisiedocent beoordeelt het beroepsproduct of de beroepsproducten die centraal staan in de beroepstaak.
Criteria waaraan de beroepsproducten moeten voldoen staan ook in de reader van de beroepstaak, die de student kan laten zien op de stageschool. De intervisiedocent geeft ook het eindoordeel over de uitvoering van de beroepstaak. Een belangrijke input hiervoor vormt de beoordeling van de mentor. Bij een uiteindelijke voldoende beoordeling worden de studiepunten van de beroepstaak toegekend.