Onderzoekscyclus
Praktijkonderzoek in de school
Steeds meer leraren doen praktijkonderzoek op hun school om op een systematische manier antwoorden te vinden op vragen uit hun onderwijspraktijk. Met dit onderzoek willen zij hun onderwijs verbeteren. In praktijkonderzoek staan de professionele ontwikkeling van de (toekomstige) leraar en kwaliteitsverbetering van het onderwijs in nauwe relatie met elkaar.
Hoewel praktijkonderzoeken inhoudelijk verschillen, verloopt het onderzoekproces doorgaans in een vast aantal stappen. Dit wordt de cyclus voor praktijkonderzoek genoemd. Deze cyclus bestaat uit zes kernactiviteiten. Als er sprake is van een ontwerpvraag, dan wordt naast de cyclus voor praktijkonderzoek ook de innovatiecyclus met de kernactiviteit ontwerpen een of meerdere keren doorlopen (zie figuur 1; Van der Donk & Van Lanen, 2016).
Figuur 1. Kernactiviteiten voor praktijkonderzoek (Van der Donk & Van Lanen, 2016)
In de oriëntatiefase brengt de leraar de praktijkproblemen en -vragen in kaart door op een rij te zetten wat er over het onderwerp al bekend is, voor wie een onderzoek van belang kan zijn en wat het belang ervan is voor de organisatie. De praktijkvraag wordt van verschillende kanten belicht, zonder al direct in te zoomen op een specifiek deel van het probleem.
In de richtfase bakent de leraar het probleem af om te komen tot een duidelijke hoofdvraag voor het onderzoek. Aan het eind van deze fase is er een beschrijving van het doel van het onderzoek, de literatuurstudie en de onderzoeksvraag, al dan niet opgedeeld in deelvragen.
In de planningsfase staat de vormgeving van het onderzoeksproces centraal. De leraar bepaalt welke onderzoeksactiviteiten gedaan moeten worden om een zo goed mogelijk antwoord te krijgen op de hoofdvraag. Er wordt een onderzoeksplan opgesteld.
In de fase van het verzamelen voert de leraar de geplande onderzoeksactiviteiten uit. Met behulp van onderzoeksinstrumenten, zoals een vragenlijst of interviewleidraad, worden data verzameld die nodig zijn om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden. De data worden vervolgens op een systematische manier geanalyseerd. Op basis van de analyse formuleert de leraar concrete antwoorden op de onderzoeksvraag in de vorm van conclusies.
De ontwerpfase wordt alleen uitgevoerd als er sprake is van een ontwerpvraag, die gericht is op een doelbewuste verandering van de dagelijkse onderwijspraktijk, een innovatie. Naast de cyclus van praktijkonderzoek wordt dan ook de innovatiecyclus doorlopen. In de eerste fase van het ontwerponderzoek voert de leraar een beschrijvend onderzoek uit. Hiermee wordt in kaart gebracht aan welke ontwerpeisen de oplossing voor het praktijkprobleem moet voldoen. In de tweede fase van het ontwerponderzoek wordt een ontwerp, bijvoorbeeld in de vorm van een handelingsprotocol, training of methodiek, in de praktijk getest. Aan de hand van de verzamelde data wordt vervolgens bepaald of het ontwerp daadwerkelijk een oplossing is voor het praktijkprobleem. Indien nodig wordt het ontwerp een keer bijgesteld en opnieuw in de praktijk getest. In dat geval wordt de innovatiecyclus nog een keer doorlopen.
Aan het eind van de onderzoekscyclus wordt het onderzoek afgesloten met een rapportage en een presentatie. In deze fase worden het verloop van het onderzoeksproces en de onderzoeksbevindingen vastgelegd. Vervolgens worden collega’s en leidinggevenden op de hoogte gesteld van de resultaten van het onderzoek. Dit heeft als doel om draagvlak te creëren voor een mogelijke verandering van de onderwijspraktijk.
Bron: Van der Donk, C. & Van Lanen, B. (2016). Praktijkonderzoek in de school. Bussum: Coutinho.